U kunt bij ons terecht voor

HULPVRAGEN

op het gebied van:

 

Spraak

Spraak is volgens het woordenboek: het vermogen tot spreken.
Binnen de logopedie heeft spraak te maken met de besturing van de spieren voor het spreken en met de uitspraak van klanken.
Wanneer iemand problemen heeft met de spraak is deze soms slecht of niet verstaanbaar voor zijn omgeving.

Taal

Taal zorgt ervoor dat wij met elkaar contact kunnen hebben, onze gedachten en gevoelens kenbaar kunnen maken en duidelijk kunnen maken wat we willen en denken.
Voor ieder mens, jong of oud, is taal van groot belang. Taal zorgt ervoor dat wij de enige levende wezens op aarde zijn die hiermee kunnen communiceren. Wanneer iemand problemen heeft met taal, staat dit een goede communicatie in de weg. Dit kan allerlei gevolgen hebben, zoals gedragsproblemen. Werken aan taal is dus werken aan een betere communicatie.

Logopedie & M.S.

MS is een ziekte van het centrale zenuwstelsel. De hersenzenuwen worden aangetast door MS en de locatie van de aandoening bepaalt het beeld van de ziekte. De verschijnselen kunnen uiteenlopend zijn. De ziekte kenmerkt zich door sprongs-gewijze verslechteringen. De leeftijd waarop deze ziekte ontstaat is tussen de 15-50 jaar.

Beginnend stotteren

Wat is stotteren? Stotteren is onvloeiend spreken. Dit kan bestaan uit: het herhalen van klanken, lettergrepen, woorden of zinsdelen; blokkeren op een klank en het vermijden van woorden of spreeksituaties. Soms is er een duidelijke verstoring van de adem te horen.

Afwijkende mondgewoonten

Afwijkende mondgewoonten zijn gewoonten die negatieve gevolgen hebben voor de gebitsstand, uitspraak en het gehoor. Afwijkende mondgewoonten zijn: mondademen, verkeerd slikken en duim-, speen en vingerzuigen. Deze gewoonten kunnen het gevolg van elkaar zijn of elkaar in stand houden.

Stem

Wanneer de gedachten zijn omgezet in taal, geven de hersenen een seintje aan de stembanden en de spraakspieren, zodat je kunt spreken. Voor een goed stemgeluid komt veel kijken, o.a.
• houding en adem zijn belangrijk. De logopedist kan helpen bij allerhande stoornissen die invloed uitoefenen op stem of spraak , zoals mondademen, hyperventilatie, “hoge” ademhaling.
• de stembanden moeten goed functioneren. Door teveel of te weinig spanning in de stemgeving kan stemgebruik zich verkeerd ontwikkelen.
Soms ontstaan door verkeerd stemgebruik knobbeltjes of poliepen op de stembanden, of raken de stembanden geïrriteerd. De stem klinkt dan hees. 
Na een operatie of infectieziekte kan een stembandverlamming optreden. De logopedist probeert dan door oefeningen de resterende stemmogelijkheden te optimaliseren.

Eten en drinken volwassenen

De mond wordt gebruikt om te spreken, maar ook om te eten en te drinken. Slikstoornissen kunnen ontstaan door veranderingen in de structuren van de mond, de keel en het strottenhoofd. Er kunnen problemen ontstaan in de aansturing van de spieren, of er kan sprake zijn van een plaatselijke beschadiging waardoor het slikken minder goed gaat.
Na hersenletsel (bijvoorbeeld door een beroerte, ongeval, tumor) of een aandoening van het zenuwstelsel (bijvoorbeeld MS, Parkinson, A.L.S.) kan de aansturing van spieren problemen geven. Door een operatie in het hoofd- en halsgebied treden soms plaatselijke beschadigingen op of zijn er belemmeringen waardoor het eten en drinken minder gemakkelijk gaat. Stress en angst kunnen ook leiden tot problemen met het eten en drinken.
Slikstoornissen hebben zowel lichamelijke als sociale gevolgen. Lichamelijke gevolgen zijn bijvoorbeeld verslikken, moeite met kauwen, het blijven hangen van voedsel of ongewenst gewichtsverlies. Sociale gevolgen van slikproblemen zijn bijvoorbeeld dat het nuttigen van een diner in een restaurant kan lastig zijn en dat het plezier in het eten en drinken kan verdwijnen.

Pré logopedie

Eet- en drinkstoornissen ontstaan doordat kinderen de spieren die nodig zijn bij het zuigen, afhappen van een lepel, bijten, kauwen en slikken niet onder controle hebben. Een kind kan ook afwijkende voedingsreflexen hebben. Kinderen met eet- en drinkstoornissen verslikken zich regelmatig en/of spugen veel. Het kan ook zijn dat een kind de voeding gaat weigeren. Sommige kinderen krijgen dan sondevoeding.
Bij sondevoeding wordt de voeding door een slangetje (meestal via de neus) in de maag gebracht. Sondevoeding wordt om meerdere redenen gegeven:
• als een baby of een jong kind moeite heeft met slikken
• als het kind niet kan slikken of voedsel weigert zodat het te weinig voeding binnen krijgt
• als het eten risico’s met zich mee brengt voor het kind.
Er kunnen verschillende oorzaken zijn. De baby is bijvoorbeeld te vroeg geboren en heeft nog onvoldoende kracht en uithoudingsvermogen om te zuigen en te slikken. Soms is het slikmechanisme verstoord door beschadiging van mond of keel, of de besturing van het slikken vanuit de hersenen functioneert niet goed. Dit kan het gevolg zijn van hersenletsel opgelopen voor, tijdens of na de geboorte. Soms kan het kind wel slikken, maar wil dat niet, om verschillende redenen. Ook dan kan de arts besluiten het kind met een sonde te voeden.